Onze-Lieve-Vrouwekerk
Church_Of_Our_Lady_Bruges.jpg

De Onze-Lieve-Vrouwekerk behoort nu tot 'Bruggemuseum' en kreeg bijgevoegde naam 'onthaalkerk'. De bouw van de kerk startte rond 1225. Ze werd op de relieken van een vroegere, vermoedelijk 9e eeuwse, romaanse kapel opgetrokken. De toewijzing van de stichting van deze kerk aan Sint Bonifatius is hoogst twijfelachtig, daar het oudste patronymicum teruggaat op diens gezel Sint Hilarius.

Het oudste deel, de middenbeuk, werd opgetrokken in Doornikse steen, in de typische Scheldegotiek. Aan de voor- en de westgevel herkent men eveneens de invloed van de Scheldegotiek, met de twee typische traptorentjes en het gebruik van blauwsteen. Het koorgedeelte en de absis, gebouwd tussen 1270 en 1280, stralen de klassieke Franse gotiek uit, maar dit volledig in baksteen. In 1370 kwam de noordelijke beuk er en in 1450 de zuidelijke. Omstreeks 1465 werd het Paradijsportaal opgetrokken in Brabantse gotiek (wit zandsteen, sterk versierd, pinakels…).

De 122,3 meter hoge, volledig in baksteen opgetrokken toren beheerst grotendeels de Brugse skyline. De romp van de toren werd gebouwd tussen ongeveer 1270 en 1340; de spits werd pas in de 15e eeuw toegevoegd en in de 19e eeuw herbouwd. Dit is het hoogste bakstenen bouwwerk ter wereld! Soms verwijst men naar het in feite 130,6 meter hoge Sint-Martinuskerk in Landshut, maar dat komt omdat de straat is gestegen in de loop van de tijd. Straten worden telkens op de vorige laag gebouwd waardoor deze steeds hoger komt te liggen. Wie de ingang bekijkt ziet dat hij eerst enkele treden moet afdalen terwijl men vroeger de trap op moest! De Onze-Lieve-Vrouwekerk is het langste bakstenen gebouw ter wereld zou je dus analoog kunnen stellen. Het gebruik van baksteen is typisch voor de kustgotiek. De kerk telt vijf beuken. Middenin de middenbeuk verdeelt het doksaal, dat uit drie delen bestaat, de kerk in twee delen: het hoogkoor en het schip. De apostelbeelden zijn van de 17e eeuw.

De kerk is vooral gekend omdat hier Maria van Bourgondië begraven ligt. Tijdens archeologisch onderzoek in 1979 werd haar stoffelijk overschot geïdentificeerd. Van haar vader, Karel de Stoute is hier enkel het praalgraf aanwezig. Zijn stoffelijke resten werden door Karel V, een kleinzoon van Maria, vanuit Frankrijk naar Brugge overgebracht. Hij werd hij in de inmiddels verdwenen Sint-Donaaskathedraal op de Burg begraven. De praalgraven bevinden zich in het hoogkoor van de kerk.

Voor het hoogaltaar hangt een drieluik van de hofschilder van Margaretha van Oostenrijk, Bernard van Orley. Het is een passieverhaal met de kruisdood in het midden. Aan de voet van het altaar, onder de praalgraven, werden drie graven blootgelegd die rijk beschilderd zijn. De loden kist in één van de graven bergt het gebeente van Maria van Bourgondië die in 1482 in Brugge overleed. Een inscriptie duidt aan dat het hart van haar zoon Filips de Schone, vader van Karel V, geborgen is in een apart loden doosje. Het praalgraf van Maria van Bourgondië en tevens het oudste, werd ontworpen door Jan Borman. Beide vorsten worden naar middeleeuwse gewoonte voorgesteld in liggende houding en gevouwen handen. Met geopende ogen zijn ze in aanschouwing van het eeuwige leven. Aan hun voeten fungeren leeuw en hond als symbolen van de mannelijke kracht en de vrouwelijke trouw.

Het gelaat van Maria van Bourgondië is ragfijn weergegeven, geboetseerd naar het dodenmasker. Haar kroon met edelstenen versierd, haar handen en haar weelderig golvende mantel zijn een miniatuurkunstwerk. Het grafmonument is nog volledig gotisch van concept en van geest.

Het praalgraf van Karel de Stoute is een halve eeuw jonger. De uitwerking is gedeeltelijk gotisch, gedeeltelijk renaissancistisch. De lijnen vallen veel strakker uit, maar de wapenrusting is kunstig en gedetailleerd weergegeven. Op beide zwarte sarcofagen zijn vooraan gedenkplaten aangebracht en op de zijwanden zie je de geëmailleerde familieschilden van de voorouders. Boven de koorbanken hangen dertig wapenschilden van Ridders van het Gulden Vlies. Het eerste schild links is dat van Karel de Stoute, vlak tegenover dat van zijn schoonbroer Edward IV van Engeland.

Ook het internationaal bekende werk van Michelangelo, Madonna met Kind, bedoeld voor het Piccolomini altaar van de Dom van Siena, is hier te zien. Het werd in Italië aangekocht door de Brugse koopman Jan van Moeskroen (Giovanni di Moscerone) en in 1514 aan de kerk geschonken. Zijn familiegraf ligt aan de voet van het altaar vóór het beeld. Het beeld werd herhaaldelijk weggehaald door de Franse en Duitse bezetters, maar kon telkens opnieuw naar Brugge worden teruggehaald.

Pieter Lankhals (zie Langhals) was de Brugse baljuw die om zijn trouw aan Bourgondië (Maximiliaan I van Oostenrijk) door de Bruggelingen werd onthoofd. Zijn hoofd werd tentoongesteld aan de Gentpoort. Zijn grafmonument werd gedeeltelijk bewaard. Volgens de legende legde keizer Maximiliaan I, echtgenoot van Maria van Bourgondië, de stad op ten eeuwige dage langhalzen of zwanen te onderhouden, anders zou Brugge ten onder gaan. Zie de legende van 'de Brugse zwanen'!

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License