Pierre Vandamme
Zeebrugge_-_Pano_1.jpg

Pierre Vandamme is geboren te Brugge op 10 juli 1895 en hier gestorven op 18 maart 1983. Hij was juwelier, havenvoorzitter van Zeebrugge en achtereenvolgens gemeenteraadslid, schepen en burgemeester van Brugge.

Vandamme was de zoon van juwelier Jan Vandamme (Kortrijk 1862 - Brugge 1917) en Blanka Valcke (Brugge 1867 - Ieper 1927), die in een gedicht door Guido Gezelle bezongen werden. Na zijn middelbare studies aan het Sint-Lodewijkscollege en zijn militaire dienst tijdens de Eerste Wereldoorlog, trad hij beroepshalve in zijn vaders' voetsporen. Hij huwde in 1922 met de Oostendse Marie-Louise Elleboudt (Oostende 1896- Gent 1968). Het gezin kreeg vijf kinderen. Zwak van gezondheid bracht Pierre Van Damme in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog heel wat tijd door in Zwitserland of aan de Azuurkust.

Op 12 mei 1976 werd Pierre Vandamme in de erfelijke adelstand verheven met de persoonlijke titel van ridder.

Vandamme was twaalf jaar toen hij langs het zeekanaal tussen Brugge en Zeebrugge de feestelijke activiteiten gadesloeg naar aanleiding van de officiële inhuldiging van de haven door koning Leopold II. Van toen af zou het bevorderen van deze haven zijn levensdoel worden. Na de Eerste Wereldoorlog begon hij stilaan zijn ideeën publiek te maken, hetzij met artikelen in lokale kranten, hetzij als secretaris van de 'Cercle colonial et maritime'. In 1932 werd hij in het havenbestuur benoemd als vertegenwoordiger van de stad Brugge.

Deze activiteiten brachten hem onvermijdelijk dichter bij de politiek en hij aanvaardde kandidaat te zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen van 1938. Hij werd verkozen en onmiddellijk tot schepen van openbare werken verkozen. Na de Duitse inval bleef hij nog een tijd de functie uitoefenen, maar nam ontslag toen onder Duitse bescherming de fusie van Brugge en randgemeenten leidde tot 'Groot-Brugge', onder het burgemeesterschap van de buiten de gemeenteraad benoemde Vlaams-nationalist Jef Devroe.

Het is pas na de oorlog dat hij de volle maat van zijn kunnen kon aantonen. Een belangrijke opdracht was de voor de tweede maal grondig vernielde voorhaven in Zeebrugge weer bruikbaar te maken. Al op 25 mei 1940 was hij tot dienstdoende afgevaardigd bestuurder aangesteld, en na de oorlog was hij voorzitter en afgevaardigd bestuurder van de havenmaatschappij geworden, functies die hij tot in 1976 bleef uitoefenen. De heropbouw van de haven was niet vanzelfsprekend. Een gezaghebbende maritieme krant in Antwerpen voerde campagne onder het motto 'Il faut abandonner Zeebruges'. In de volgende jaren werden niettemin aanzienlijke inspanningen geleverd, waarbij Vandamme telkens de drijvende kracht was, teneinde nieuwe goederen en passagierstrafieken aan te trekken. De inspanningen kenden soms succes, maar soms ook heel wat ontgoochelingen. Onder deze laatsten was er het megaproject van de Amerikaan Cantor, om grote cruiseschepen naar Zeebrugge te brengen en de projekten van Latijns-Amerikanen en van Onassis om Zeebrugge uit te bouwen tot een petroleumhaven en er een scheepswerf op te richten. Maar ook mislukte projecten waren nuttig, want ze leidden tot verdere uitdieping van de vaargeul, hetgeen dan weer andere investeringen en trafieken mogelijk maakte, zoals de passagierslijnen op Engeland, de petroleumterminal van Sinclair en Texaco, de terminal voor vloeibaar gas, enzovoort. Vanaf de jaren zestig werden de inspanningen van Vandamme ook in grote mate ondersteund door nieuwe verantwoordelijken uit de jongere generaties, zoals Fernand Traen, Olivier Vanneste en Robert Simoen. Het werd de tijd van de studiecommissies (onder meer de Commissie Verschaeve en de Commissie Gaston Craen) en ook van de grote studieontwerpen, die zouden uitmonden op de aanzienlijke investeringen die van Zeebrugge een wereldhaven moesten maken.

Pierre Vandamme was ook overtuigd dat industrie moest worden aangetrokken, teneinde trafiek te genereren. In Zeebrugge en in Brugge (Sint-Pieters) werden industrieterreinen aangelegd, waar zich stilaan bedrijven kwamen vestigen, hoewel die eerder weinig scheepvaart opleverden. Het onder zijn impuls aangelegde Nijverheidsdok bracht aanvankelijk weinig leven in de achterhaven. Het waren in de binnenstad gevestigde bedrijven, die zich daar het eerst kwamen vestigen. Geleidelijk lieten echter ook grotere en ook buitenlandse bedrijven zich verleiden door de gunstige voorwaarden. De grootsten waren UCO, Outboard Marine, CBRT (weldra Philips), Pemco (weldra Bayer), en meer.

Op 1 juli 1956 werd Pierre Vandamme tot burgemeester benoemd in opvolging van Victor Van Hoestenberghe. Zijn populariteit had tegen die tijd zo'n hoge vlucht genomen, dat hij wekenlang op vorstelijke manier werd ingehuldigd. Hij was zeer betrokken bij het verenigingsleven in de stad en leek alom tegenwoordig. Hij schafte het ouderwetse reglement af dat carnaval verbood en gaf de impuls voor de oprichting van een 'Comité voor initiatief' dat zou instaan voor het nemen van initiatieven op het gebied van feestelijke activiteiten.

Zijn bestuur was, ook als stadsbestuurder, vooral gericht op de ontwikkeling van de haven, met inbegrip van de vissershaven, en het aantrekken van industrie. Hij had minder belangstelling voor het monumentenpatrimonium van de stad, wat niet wil zeggen dat hij er onverschillig tegenover stond. Ook de sociale woningbouw had zijn volle aandacht en verschillende nieuwe volkswijken ontstonden, buiten de oude stad, op de wijken Sint-Jozef en Sint-Pieters. Een kleurrijk verhaal was dat van wat de 'veemarktkwestie' werd genoemd, waarbij de 'officiële' veemarkt van de stad Brugge het moest afleggen tegen de privé veemarkt die op Sint-Michiels tot stand kwam, onder impuls van burgemeester Michel Van Maele.

Op het einde van de jaren zestig werd vanuit het Brugse stadsbestuur voorgesteld om, in functie van verdere uitbouw van de stad en de haven, de gemeenten Lissewege, Dudzele en Heist bij Brugge te voegen. Uiteindelijk kwam er iets heel anders uit de bus en kwam een fusie tot stand met de randgemeenten Sint-Andries, Sint-Kruis, Sint-Michiels, Assebroek en Koolkerke, met daarbij Lissewege en Dudzele, maar niet Heist. Van 50.000 inwoners werd Brugge een stad van 120.000 inwoners.

De CVP had niet alleen de volstrekte meerderheid in Brugge, maar stond ook sterk op de randgemeenten. Vandaar dat het niet verbazend was dat, met Pierre Vandamme op kop, een sterke lijst werd samengesteld die een niet eerder behaalde score realiseerde. Toen kon de fusie ook in de praktijk tot stand komen. Het bleek al vlug dat dit een heel intensieve arbeid was, waar Pierre Vandamme, ondertussen 76, tegen opzag. Des te meer omdat het ook een veel 'politieker' en 'competitiever' bedoening was geworden dan hij gewoon was geweest, zowel in zijn eigen partij als in de verhoudingen met de andere (oppositie)partijen in de gemeenteraad. Na een jaar besliste hij dan ook ontslag te nemen en werd hij opgevolgd door zijn eerste schepen en voormalig burgemeester van Sint-Michiels Michel Van Maele. Achteraf is gebleken dat hij dit ontslag toch als afgedwongen beschouwde en hij zou zich laten gebruiken in campagnes die in 1976 tegen zijn opvolger werden opgezet en die aan de CVP de volstrekte meerderheid kostten.

Zowel na zijn ontslag als burgemeester als na zijn ontslag als voorzitter van het havenbestuur werd Pierre Vandamme uitgebreid uitgewuifd. In Zeebrugge werd een monument voor hem opgericht en kreeg de nieuwgebouwde zeesluis de naam Pierre Vandammesluis. In Brugge was vroeger al het Nijverheidsdok omgedoopt tot Pierre Vandammedok.

Unless otherwise stated, the content of this page is licensed under Creative Commons Attribution-ShareAlike 3.0 License